• 4. Effecten van straling

    Leerdoel

    • Je leert wat de effecten van straling zijn.

    Prenatale groei 
    De prenatale groei is in een aantal stadia in te delen:

    • Pre-implementatie fase; 1e tot 3e week na de conceptie
    • Embryonale fase; orgaanontwikkeling; 3e tot 8e week na conceptie
    • Foetale fase; aanleg van de grote hersenen; 8e tot en met de 25e week na de conceptie


    Blootstelling van de vrucht aan straling in de eerste 3 weken na conceptie kan leiden tot het mislukken van de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoederwand. In deze fase zal blootstelling kunnen leiden tot het afbreken van de zwangerschap (5).

    prenatale groei

    Effecten van straling
    Effecten van straling op de foetus zijn niet makkelijk te onderzoeken. Het is immers niet mogelijk om een groep zwangere vrouwen bloot te stellen aan straling en dan te meten of zij, of het kind, nadelige effecten ontvangen. Heel veel kennis is verkregen uit de studie naar overlevenden van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Daarnaast zijn er dierexperimenten gedaan. Op basis van deze studies zijn modellen gemaakt voor de risicoschatting  (8).

    Niet-kansgebonden effecten
    De waarschijnlijkheid en de ernst van de effecten zijn afhankelijk van de dosis. Vanaf een bepaalde drempeldosis is het lichaam niet meer in staat de door straling geïnduceerde celschade te herstellen, denk bijv. aan rode huid bij langdurige röntgendoorlichting. Onder de drempeldosis treedt er geen effect op en boven de drempeldosis neemt met de stralingsdosis de ernst van het effect toe.

    1. het betreft de effecten op korte termijn na een hoge stralingsdosis.

    1. Het betreft de effecten op korte termijn na een hoge stralingsdosis.
    Onder niet kansgebonden effecten van straling wordt weefselschade verstaan, waarbij de ernst van de schade afhankelijk is van de hoogte van de dosis, hoe hoger de dosis, hoe groter het effect.  Er is een drempeldosis waarboven pas de schade optreedt. Volgens de IRCP treedt weefselschade pas op na blootstelling aan dosis hoger dan 100 mGy. Dergelijke doses komen in de radiodiagnostiek zeer zelden voor (5). 

    Kansgebonden effecten
    Lage dosis straling kan wel DNA schade veroorzaken. hiervoor geldt geen drempel waarde, elke dosis kan een kans op DNA schade geven. Echter de kans op DNA schade is wel afhankelijk van de dosis. Hoe lager de dosis, hoe kleiner de kans. De delende cellen met DNA schade kunnen tot nieuwvormingen leiden.  Die kan wordt uitgedrukt in een risicogetal. 

    Risicogetallen
    De gevoeligheid voor straling is afhankelijk van de leeftijd: kinderen en baby’s hebben meer delende cellen, dus een hoger risico op het ontwikkelen van kanker. Vrouwen hebben een hoger risico dan mannen. Onderstaande figuur geeft weer wat de relatie is tussen blootstelling van het gehele lichaam aan 10 mSv straling en het risico op kanker. In het WHO rapport uit 2016 wordt over een risico gesproken bij een pasgeborene van 0,2% tot 0,5% bij blootstelling aan 10 mSv (4,8).

    Kinderen zijn met name gevoelig voor het ontwikkelen van leukemie, hersentumoren, borstkanker en schildklierkanker. De spontane incidentie van deze kankers inclusief leukemie is ongeveer 2-3 per 1000 en het sterfterisico circa de helft hiervan. Sommige kankers hebben een lange latentietijd (de tijd die ligt tussen blootstelling en het ontwikkelen van kanker), waardoor de kanker pas optreedt als het kind volwassen is. Voor leukemie is de latentietijd korter dan 5 jaar (9).  

    In de onderstaande figuur is weergegeven hoe groot het risico op het ontwikkelen van kanker is na een eenmalige whole body blootstelling aan 10 mSv, uitgesplitst naar leeftijd en geslacht (4). De grafiek loopt van 0 tot 40 jaar, dat betekent dat hierin bestraling van de embryo of de foetus (voor de geboorte) niet is meegenomen.  In het rapport van ICRP 84 uit 2009 wordt vermeld dat het risico voor het kind om na de geboorte  kanker te ontwikkelen als gevolg van bestraling in utero wordt geschat op 6% per Sv (0,06% per 10 mSv) (5).

    Het is niet duidelijk of een embryo of foetus meer of minder radiosensitief is dan een kind. Er zijn aanwijzingen dat een kind, dat gedurende de prenatale fase bestraald is geweest, minder kans heeft om een leukemie te ontwikkelen dan een pasgeborene die een vergelijkbare dosis straling heeft ontvangen. Uit dieronderzoek blijkt dat tijdens de foetale periode de gevoeligheid voor straling minder is, de abnormale cellen met translocaties (herschikking chromosoommateriaal) in de foetus zijn dan vervangen door stamcellen (Nakano).

    De invloed van leeftijd op het risico op nieuwvormingen bij blootstelling aan 10mS

    Figuur 7. Risico op het krijgen van kanker als gevolg aan blootstelling aan 10mSv. (4)

    Er is veel bekend over de effecten van acute hoge doseringen ioniserende straling (kanker, rode huid, haaruitval etc.). Denk met name aan de onderzoeken gerelateerd aan de atoombomexplosies in Hiroshima en Nagasaki in Japan.

    Er is veel bekend over de effecten van acute hoge doseringen straling (kanker, rode huid, haaruitval etc.). Denk met name aan de onderzoeken gerelateerd aan de atoombomexplosies in Hiroshima & Nagasaki in Japan.
    Helaas is echter nog veel onduidelijk over de lange termijn risico’s bij blootstelling aan lage dosis straling. Naast de omgevingsfactoren die van invloed zijn duurt het ook tientallen jaren voordat de kanker zich zal ontwikkelen (lange incubatietijd). Het komt er dus op neer dat het moeilijk is de ‘spontaan’ ontstane tumoren te onderscheiden van tumoren die ontstaan t.g.v. blootstelling aan lage dosis straling. 

    Het IRCP schat de kans op het optreden van door straling geïnduceerde kanker bij lage doses en een laag dosistempo op 5,5% per Sv. 
    Dat is dus 0,0055% per mSv (1 Sv = 1000 mSv).